Stel: je hebt een christelijke god, of om het nog wat toe te spitsen, een rooms-katholieke en een protestantse god (of een hele serie protestantse goden), vervolgens een islamitische god voor het algemeen en een soennitische god en sjïtische god voor het bijzonder, en vervolgens zo nog een heel rijtje goden van welke traditie of herkomst dan ook, zo veel dat er minstens zeven hemelen voor nodig zijn om hen allemaal van een transcendent plekje te voorzien… stel dat dat klopt: ja, dan is het goed te begrijpen dat we enkel maar met gelijkgestemden de betreffende god kunnen aanroepen in het gebed.
‘Stel’, zo beginnen we. Alsof we u als lezer uitnodigen voor een gedachte-experiment. Maar dat ‘stel’ kunnen we net zo goed achterwege laten: het is immers geen gedachte-experiment, maar een feitelijke stand van zaken. Want nog steeds zijn er gelovigen in alle religieuze tradities te vinden die oprecht menen dat ‘hun’ god de enig ware is. Het gebed is dan nogal eens een al dan niet uitgebreid ritueel gericht op die eigen god om ‘Hem’ te bewegen iets te ondernemen in de richting van de wens van de bidder.
Twee opties hebben de gelovigen om de ‘andere’ goden die kennelijk eveneens aangeroepen worden te (dis)kwalificeren: 1. die ‘andere’ god bestaat simpelweg niet. Sneu voor zijn aanhangers, want ze hebben er natuurlijk niks aan. 2. die ‘andere’ god is een hemelse deugniet, een afgod zogezegd. En dat is natuurlijk meer dan sneu voor de betreffende aanhangers, minstens dom eigenlijk, zo niet zeer afkeurenswaardig, want ze hadden toch wel gaandeweg in de gaten moeten krijgen dat hun god louter knollen voor citroenen verkoopt. Een ‘achterlijke’ god is het, zo’n afgod en het wil nog al eens gebeuren dat de betreffende aanhangers deze zelfde kwalificatie aan de broek krijgen: een achterlijke godsdienst hangen zij aan.
Niet alleen blijken er tal van religieuze uitgedoste goden te zijn. Menigeen bedient zich zelfs van een god met uitgesproken nationalistische voorkeuren. ‘God bless America’, ‘Gott mit uns’, enz. Allemaal varianten op datzelfde idee: God staat onze kant. De religie gebruikt als legitimatie, als grond en als uitgangspunt voor het eigen gelijk, de eigen identiteit, de eigen politiek en uiteindelijk de eigen macht in het klein (de groep, de gemeenschap) en/of in het groot (het volk, de eigen cultuur).
We zien tegenwoordig een terugtrekkende beweging richting het eigen gelijk, die eigenlijk alle godsdiensten laten zien die doorgaans tegelijkertijd ook de beweging naar de fundamenten van weleer is en dat als tegenwicht tegen de moderne en angstige verwarring. Echter, we zien ook een buitengewoon hoopvol – en wat ons betreft mateloos inspirerend – nieuwe groeiende beweging: die van het diepe besef dat er één Werkelijkheid is waartoe wij ons als sterfelijke mensen verhouden: één Werkelijkheid die grond en doel tegelijk is. Eén Werkelijkheid die alleen fragmentarisch en niet anders dan door en via onze eigen werkelijkheid gekend kan worden, maar altijd: één Werkelijkheid, één Zijnde. We zoeken een woord. God, Allah, De Eeuwige, Ene, Geest, Liefde. Het blijft behelpen met de taal, zo veel is duidelijk. Even voor de goede orde: dit inzicht is niet van vandaag of gisteren. De profeet Jesaja (Js. 46:5 vv), pakweg 6e eeuw v.C., had al scherp in de gaten dat er één God is en dat al die anderen niet anders dan door mensen in elkaar geknutselde goden zijn – goden die overigens veel macht kunnen krijgen als er maar genoeg mensen hun oren naar laten hangen – maar dit terzijde.
Bidden is: je verhouden tot die Ene. Je er voortdurend van bewust zijn dat jouw leven is opgenomen in die beweging van de ene Werkelijkheid die onze werkelijkheid omvat, draagt, richting geeft. Bidt zonder ophouden, raadde Paulus aan (1 Thes. 5:17). Hij bedoelt: vul elk moment van de dag met dat vreugdevolle, diep troostende en kracht gevende besef dat jouw leven een door de Eeuwige gewild, ingeademd en gegeven leven is.
Dat kun je ritualiseren, symboliseren ook, dat bidden zonder ophouden. Door bijvoorbeeld tot vijf keer per dag daar tijd voor te nemen, zoals tal van moslims, maar ook kloosterlingen doen. Dat kan, dat moet niet. De functie van het gebed is om onze eigen natuur te veranderen, niet om God te plezieren. Een bekende traditie uit de islam luidt: ‘Als de mens eens zou weten door hoeveel genade van God hij omgeven wordt, zou hij nooit zijn hoofd optillen uit nederigheid en dankbaarheid’. Het gaat dus om dat achterliggende besef in vertrouwen: mijn leven beweegt zich in de ruimte van die ene Werkelijkheid die liefde en barmhartigheid is.
Verschillen? Zeker: in de vormgeving van de rituelen, in de taal van de tradities, in de theologische constructies ook, want een zoeken blijft het, generatie op generatie. Maar ook: dat groeiende besef dwars door alle tradities, volken en naties heen: de liefde en barmhartigheid van de Ene strekt zich uit naar alle mensen. Niemand uitgezonderd!
Wij geloven dat die beweging een beweging van de Geest is, de Geest die vele namen heeft in andere godsdiensten. Zoals God zelf. Wij verbeelden ons ‘in de Geest’, in de eenheid van God, in de samenkomst van alle geloofsgemeenschappen aan de goddelijke horizon, een toekomst van vrede en rechtvaardigheid die zich ontvouwt als dit geloofsbesef over onze wereld zal gaan. Die toekomst is al gaande.