Het is ergens wel bijzonder dat in de monotheïstische tradities, die allen uitgaan van één God, er geen eenduidige overeenstemming bestaat over de correcte naam van die ene God. In de joodse traditie wordt bij voorkeur de heilige naam JHWH, de Heer van Israël, niet eens uitgesproken – uit eerbied, respect en ontzag. Het christendom maakt een verbijzondering naar de persoon Jezus en verheerlijkt op vrijwel elke pagina van het Evangelie de naam des Heren. In de islam hebben we te maken met maar liefst 99 namen van Allah.
Allah is in het Arabisch overigens een samenvoeging van het Arabische ‘al-ilaah’, wat letterlijk ‘De God’ betekent. Dat is een vrij onpersoonlijke, abstracte omschrijving. De 99 namen geven daarom vooral eigenschappen weer van de ene God. De twee belangrijkste eigenschappen of namen van Allah zijn bijvoorbeeld Ar-Rahman en Ar-Rahim: de barmhartige, de genadevolle.
Bij elkaar opgeteld kent God in de drie wereldgodsdiensten vele namen en vele eigenschappen. Elke nieuwe profeet introduceert nieuwe woorden om God te omschrijven. Altijd is ook de naam van de profeet zelf een directe verwijzing naar God. Het laat zien dat het begrip van God, met het voortschrijden van de tijd en de ontwikkeling van de mensheid, steeds weer opnieuw verwoord moet worden. Als een boekenkast die stukje bij beetje gevuld wordt met nieuwe literatuur, nieuwe woorden, en daarmee een nieuw begrip over het wezen van God. Godsdienst is in de basis dus een hermeneutische aangelegenheid; we zullen altijd met woorden moeten werken, of ze nu wel of niet letterlijk uit de hemel zijn komen vallen.
Ik zeg weleens gekscherend: God is mensenwerk. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet dat ik in staat ben om God te omschrijven of dat ik mandaat heb om nieuwe namen voor God te bedenken. Ik bedoel: de mens kent vele stadia in zijn leven, en daarmee vele stadia in de ontwikkeling van zijn intellect, inlevingsvermogen en taalbegrip. Het begrip van God verandert als vanzelf mee en dus is God mensenwerk. Voor kinderen is God een oude man met een lange baard, zwevend op een wolk. Voor ouderen, die op hun sterfbed liggen, is God misschien een onvermijdelijke verrekening of juist een grote troost. Voor atheïsten bestaat God niet eens, maar ze definiëren zich wel met behulp van een niet-bestaande god. Ook daarom is God mensenwerk – voor mensen bestaat Hij altijd in relatie tot henzelf.
In de Koran staat in hoofdstuk Loekmaan, vers 27, het volgende: “Zelfs al waren de bomen die er op de aarde zijn pennen en al werd de zee (als inkt gebruikt en) daarna nog eens met zeven zeeën aangevuld, dan waren Gods woorden nog niet uitgeput. God is machtig en wijs.” Dat is een indrukwekkend beeld van de omvang van Gods expressiemogelijkheden. Het is dus duidelijk dat God niet alleen in de heilige boeken van jodendom, christendom en islam te vinden is. Het betekent heel concreet dat God ook te vinden moet zijn in andere godsdiensten, in andere tradities en in andere culturen. Nog sterker: God is per definitie te vinden in alle andere talen, en heeft veel meer namen dan wij ooit uit het Hebreeuws en het Arabisch kunnen destilleren.
Met de toenemende mondialisering raakt helaas de zuiverheid van taal in het geding. De oorspronkelijk betekenis van namen raakt vertroebeld. Ik vind, ondanks dat God in elke taal en in elke traditie te vinden is, dat de ene naam de andere niet is. Namen die in de Bijbel en Koran voorkomen hebben bijvoorbeeld een speciale betekenis. Zij hebben op de een of andere manier een relatie met Gods hand in de geschiedenis. Profeten, koningen, heersers (goed en kwaad), bezitten een geschiedenis die zijn weerga niet kent. Uit hun levenswandel zijn vele wijze levenslessen te trekken. Zou het niet mooi zijn als ouders bij het kiezen van een naam voor hun kind bij deze geschiedenis stilstaan? Dan zouden de namen van onze kinderen, naast een eerbetoon aan ouders en grootouders, ook onze traditie en onze persoonlijke relatie met God in leven houden.
Deze tekst is een bewerkte versie van een artikel dat eerder in Kerk & Israël Onderweg verscheen.