Elke ruimte die we betreden kent een eigen set van geschreven en ongeschreven regels. Noem het wet, noem het cultuur. Regels leiden tot rust en organiseren de omgang tussen mensen. Totdat we die regels bewust, onbewust of onvermijdelijk oprekken en overtreden.
De huiskamer is een intieme ruimte. Schoenen uit, plof op de bank, mobieltje in de rechter-, afstandsbediening in de linkerhand. Er is rust, deze omgeving is van jou. Geen spoor van ongemak. Hier is het universum afgestemd op jouw persoonlijke leefwereld. Totdat je de huiskamer later deelt met je wederhelft. Dan ga je compromissen sluiten. Je staat de afstandsbediening af en je accepteert een andere kleur gordijnen.
Naar buiten. Naar de woning van je buren. Ja, die heb je vaak van buiten gezien, als de gordijnen ‘s avonds laat nog open staan en je bij hen naar binnen kunt gluren. Soms word je van achter de ramen begroet en groet je hartelijk terug. Je bent er ooit eens geweest. Toen je pas in de buurt kwam wonen, tijdens de kennismaking. Kopje koffie, koekje, alom vriendelijkheid. Totdat je ruzie krijgt om een heg die een meter op jouw erf staat. Je kunt bij hen niet meer naar binnen kijken.
Nog ietsje verder. Op de werkvloer ben je druk in de weer met je collega’s. Je werkt in een kantoortuin, open ruimte. Klokslag vijf sluit je de computer keurig af en je zorgt voor een opgeruimd bureau, zodat anderen er ook gebruik van kunnen maken. Fotolijst van het gezin dus weer in de tas. Totdat je een nieuwe leidinggevende hebt die zonder overleg een eigen hoek met twee bureau’s claimt. Je weet, dit is de nieuwe autoriteit. Exit overlegcultuur.
Verder, naar de moskeezaal. Een en al gastvrijheid, een drukte van belang maar ook ruimte om in stilte tot rust te komen. De imam kent je bij naam en hij preekt op vrijdag stevig maar oprecht. Een veilige omgeving. Totdat je hem vertelt dat je niet meer zo vaak bidt omdat je niet meer in Allah gelooft, maar in Christus. De volgende dag is er geroezemoes als je met andere moskeegangers koffie wilt drinken. Je beseft, je hebt oeroude regels overtreden.
Een andere stad. Je betreedt de kerkzaal waar de mensen je nog niet kennen. Hartelijkheid, een ferme handdruk, een warm woord. Of je uit Irak komt? Nee, volbloed Marokkaan. Je krijgt een inschrijfformulier en je mag binnenkort kennismaken met de kerkleden. Die zondag is er geroezemoes als je met nieuwe gezichten koffie drinkt. Je zucht, veel nieuwe regels te leren.
Terug dan, helemaal terug naar jezelf. Je zoekt de ruimte in je hoofd. Ogen sluiten. Je loopt in een huis vol kamers met oud meubilair. Je herkent de meubels, afkomstig uit alle ruimtes waar je tijdens je leven ooit eerder geweest bent. Aan de muren hangen foto’s van bekenden en geliefden die je tijdens je leven achter je gelaten hebt.
In een verre hoek van dit huis is er een lege kamer. Een kamer vol met licht. Geen meubels, geen foto’s, alleen licht. En je beseft, deze kamer heb je altijd genegeerd. Te fel of te leeg misschien. Nu, opeens, is deze kamer het mooiste van allemaal. Je weet, je voelt, dit is Gods kamer.
Zo is God. De een vindt Hem in het hoofd, de ander in het hart. Je vindt Hem niet als je geestelijk en fysiek op een plek blijft zitten. Bij elke overtreding van geschreven en ongeschreven regels komen hoofd en hart in actie. Als in een tandem, gebroederlijk. Zij duwen en trekken, zij zorgen dat je in beweging komt, dat je wikt en weegt, dat je keuzes maakt. Zij vormen daarmee onze deuren tot het oneindige Mysterie en het praktische van alledag.