Beste Herman,
Er is zoveel ellende momenteel, zie jij wel eens iets van God?
Een verhaaltje als antwoord. Zoals zo vaak fietste ik vorige week naar de Thaborkerk. Voor een gespreksgroep. Het is zo’n grijze druilerige morgen die maar niet licht wil worden. Het geluid van diverse sirenes vult de lucht. Een politieauto schiet voor me langs. Kruispunt Westelijke Esweg/Hasselerbaan. Een beruchte plek. Drie, vier politieauto’s, een ambulance. Het ongeluk is net gebeurd. De agenten hebben hun auto’s dwars op de weg gezet. Het verkeer loopt vast.
Geen enkele afspraak telt nog. Die onveilige plek moet nu de veiligste plek van Hengelo worden. Voor even. Voor die ene op de grond, midden op het kruispunt. Roerloos. Alles glinstert van het vocht. Het blauw van de zwaailichten breekt in ontelbare druppeltjes het grijs. Het is stil geworden. Een halve kring van opperste zorg met de opening naar mij toe. Als een volmaakte scene om mij van toeschouwer tot betrokkene te maken. Een ambulancebroeder zit al bij de aangeredene. Dan is er een beweging: de andere ambulancebroeder knielt bij het hoofd. Het is een diepmenselijk knielen. Die buigende beweging naar een mens in nood. Een diepe ontroering – het overvalt me. Dit moest ik te zien krijgen. Ervaren.
Even later in die groep heb ik er woorden bij: in de robuuste veiligheid van de agenten en de knielende zorg van de ambulancemensen lichtte iets van God op. Mijn grijs doorbroken.
Meer info?
Deze column is gepubliceerd in het Hengelo’s Weekblad.