Professor Pieter van der Horst schrijft in Trouw van 18 juli dat zolang er binnen de islamitische gemeenschap geen Koran-kritiek bestaat, geleerden een reëel risico lopen om gedood te worden. Hij gaat nog een stap verder. Wat Van der Horst, die stevig in de joods-christelijke traditie staat, in diverse publicaties van zijn hand zegt is: beste moslim, erken nu eens dat de Koran, net als de Thora en het Evangelie, géén boek van God is! Dat niet willen erkennen is belemmering nummer één op weg naar Verlichting.
Het is zoals Van der Horst stelt een onbetwist gegeven dat mensen die de Koran bekritiseren in de problemen kunnen komen, maar dat betekent nog niet dat de goddelijke status van de tekst daar de oorzaak van is. Critici hebben alle recht op te roepen om stevig na te denken over de bronnen van de islam, maar zodra die critici zeker weten of een boek wel of niet heilig moet zijn, begeven zij zich op een hellend vlak. Korankritiek enerzijds en het sleutelen aan de overtuiging van mensen anderzijds vormen twee verschillende thema’s die in het religieus debat maar al te vaak met elkaar worden verward. Ik wil focussen op het tweede thema, op de vraag waarom de Koran gedevalueerd moet worden van hemelse openbaring tot mensenwerk.
Als gelovigen van allerlei snit accepteren dat God Schepper is van hemel en aarde, van bergen, van zeeën, van al het leven, allemaal niet de minste creaties, dan mag men wel concluderen dat een ‘simpel’ boekwerkje als de Koran ook wel tot Gods scheppingsetalage kan behoren. We accepteren in andere Abrahamse tradities dat stenen, plaatsen, landen en personen allemaal heilig zijn. We accepteren vervolgens niet de heiligheid van een boek of van een persoon in de islamitische traditie? Klassiek geval van meten met twee maten. Of is er verschil tussen het neerdalen van de Tien Geboden op de berg Sinaï en het neerdalen van Arabische verzen op de berg Hira? Wat Israël betekent voor de Joden, wat Jezus betekent voor de christenen, dat betekent de Koran voor moslims. Dat is een theologisch kader waar Korancritici het mee zullen moeten doen, zoals andersom ook geldt voor moslims wanneer het joods-christelijke vraagstukken betreft. Het ene denkkader superieur maken aan een ander denkkader is kortzichtig.
Stel dat de moslim zegt: “De Koran is géén boek van God. De Koran is een boek geschreven door mensenhanden, bedacht door een pienter persoon genaamd Mohammed.” Wat nu? Bezit die moslim opeens een kritische geest, is hij op weg naar verlichting? Is er dan opeens geen geweld meer? Wat is de volgende stap in het grote theologische debat over de islam? Dan is natuurlijk Mohammed ook geen profeet. En die God, Allah genaamd, is ook een bedenksel, nietwaar? Of misschien moeten moslims de christelijke oplossing toepassen: die menselijke auteurs zijn ‘geïnspireerd’ door de islamitische Heilige Geest en dat is dan de nieuwe Koran. Die wens om tradities ‘gelijk te schakelen’ verhult eigenlijk een andere uitdaging.
De achterliggende vraag wordt bij de oproep de Koran te ontdoen van het goddelijke niet benoemd: als de Koran werkelijk Gods Woord is, hoe verhoudt zich dat dan tot de Bijbel? Wat is dan de relatie tussen Mohammed en Jezus? Tussen Mekka en Jeruzalem? Zou er dan, God verhoede, een rangorde gemaakt moeten worden? Als Joden en christenen erkennen dat de Koran Gods Woord is, dan betekent het nogal wat voor de onderlinge verhoudingen. Als moslims erkennen dat de Koran niet Gods Woord is, dan is het fundament in de islam voor een niet onbelangrijk deel weggeslagen. Het behoeft geen toelichting dat geen van de geloofsgroepen die beweging zal maken, ook al zou er alle wetenschappelijke, theologische, politieke en sociale aanleiding toe bestaan.
Is de oproep van Korancritici dan niet redelijk in internationale context, gezien al het religieus geïnspireerde geweld? Critici zoals Van der Horst hebben gelijk op een punt: fatalistische en radicale moslims baseren zich mede op de goddelijke status van de Koran om hun ideaalbeeld van een islamitische natie, het kalifaat, vorm te geven. Zij wanen zich met Gods Woord in de binnenzak superieur aan alle andere godsdiensten en aan alle andere interpretaties binnen de islam. Minderheden binnen en buiten de islam zijn hun bestaan niet zeker. Akkoord. Net zoals de radicale Bush jr. met een christelijke God aan zijn zijde een internationale ‘axis of evil’ construeerde, ultrarechtse joodse regeringen met Bijbelse voorspellingen Jeruzalem niet kunnen en willen delen met de Palestijnen, zo zullen vooral extremistische moslims geen boodschap hebben aan een andere status van de Koran.
Dat is ook nergens voor nodig. De stelling dat er een relatie is tussen geweld en de getuigenis dat de Koran een hemels boek is, wordt door 99% van de moslims gelogenstraft. Die overgrote meerderheid leeft namelijk in vrede met elkaar en met andere tradities. Dat doen ze mede op basis van het geloof in de goddelijkheid van de Koran. Je zou dan net zo goed kunnen concluderen dat iedereen maar gelovig moet worden omdat de meerderheid binnen godsdiensten niet gewelddadig is. Doen we ook niet.
Feit is dat geweld vele vaders kent. De echte uitdaging waar Korancritici aan voorbijgaan is gelegen in het treurige gegeven dat de vredelievende meerderheid in elke geloofstraditie zich laat gijzelen door een gewelddadige minderheid. Dat vraagt om samenwerking tussen godsdiensten, het vraagt om hervorming van standpunten binnen godsdiensten. De oplossing van Korancritici om het boek te ‘devalueren’ tot een menselijk product is dan niet alleen onwerkbaar, maar ook gevaarlijk. Het raakt namelijk aan de identiteit van mensen en het sleutelen aan de identiteit van gelovigen is de kortste route naar verwijdering, onenigheid en strijd. Het toont bovendien de armoede van het religieus debat aan. Bovenal is het een uiting van een gevaarlijk soort superioriteitsdenken – we hoeven ons eigen theologisch referentiekader niet op te leggen aan anderen. We weten inmiddels waartoe dat kan leiden in verlichte werelddelen.
Meer info?
Dit artikel is ook gepubliceerd op Nieuwemoskee
Opiniebijdrage Pieter van der Horst in Trouw