Zomer 2009, Thüringen. Ik zit voor de tent, slaapzak om me heen geslagen, koortsig. Ik kijk uit over het water van het stuwmeer. Ginds in de heuvels moet mijn gezin lopen. ‘Gaan jullie maar, ik red me wel’. Tijd om na te denken. Mijn gedachten gaan richting het komende seizoen. Er ligt een rapport over onze gemeente met de bekende neerwaartse lijntjes in de statistieken. Zoals er overal in de kerken zulke rapporten liggen: minder leden, minder inkomsten, dan en dan onverantwoorde tekorten. Profetie die altijd uitkomt. Van koud schakelt mijn lijf naar warm.
Ik zie het voor me: vergadering na vergadering, maar de uitkomst staat al van te voren vast: kerkgebouwen gesloten, fte’s geschrapt, begroting gezond. Voor zo lang het duurt. Met een jarenlange nasleep van ellende. Dat ook. Ik begin te zweten. Wat is het netto resultaat? Staat ook vast: minder van hetzelfde. Ik laat de slaapzak een beetje zakken. Een koude rilling loopt langs mijn rug. ‘Minder van hetzelfde’. Deze drie woorden beginnen te spoken, zoals dat alleen in een koortsig brein kan. Het licht van het water is fel. Ik moet mijn ogen dichtdoen. De woorden doen pijn. De herinnering doet pijn.
Ik heb het eerder meegemaakt. De kerk die gelooft in de Geest die wervelt van de creativiteit, saneert. Ik voel druppels langs mijn rug lopen. Tussen alle beelden, flitsen, verwarring zie ik een vraagteken. Het wordt steeds groter. Waarom? Waarom altijd maar ‘minder van hetzelfde’? Kun je niks beters bedenken? Nee, geordende gedachten zijn nu niet mogelijk. Sorry. Behalve dan de omkering. Dat lukt net: meer van anders. Het wordt een gevecht in m’n hoofd. ‘Minder van hetzelfde’ versus ‘meer van anders’. Mijn oogleden houden de felle schittering van de zon in het water slechts ten dele tegen. Mijn shirt is nat. Ik moet gaan liggen.
Als ik wakker word voel ik me opmerkelijk rustig. En helder. Ik herinner me het gevecht. En de afloop. Natuurlijk, waarom niet ingezet op ‘meer van anders?’ Hoe is het mogelijk dat we niets beters weten te bedenken dan het doortrekken van een concept van kerk-zijn dat overduidelijk niet meer aanspreekt? Inderdaad, waarom niet ingezet, voluit, op vernieuwing en creativiteit, op verbinding met de stad in plaats van terugtrekkend isolement? Ik neem een besluit: ik ga het ons werkteam van predikanten en kerkelijk werkers voorleggen dat we met open ogen afstevenen op ‘minder van hetzelfde’. Waarom niet kiezen – en met kiezen bedoel ik kiezen – voor een route van aanstekelijke vernieuwing? Hoe dat er precies uit moet zien? Ik heb geen idee. Nu nog niet. Ik voel dat de koorts is gedaald.
Kiezen
Direct na thuiskomst – wel eerst de tent opbergen – zet ik de computer aan. Het moet op 1 A4tje. De gedachte aan dat meer in Thüringen is immers de eenvoud zelve. Eerst een paar regels als analyse, vaststelling ook: de tijden zijn veranderd. Het overgrote deel van onze leden doet nergens aan mee. De uitschrijvingen gaan gestaan door. Niks nieuws allemaal. Maar dan onder de streep die conclusie: zoals we nu kerk zijn spreken we onze eigen leden niet eens meer aan. Laat staan ‘de stad’. Mooi. Dat staat. Ik ervaar merkwaardig genoeg een geweldige bevrijding. Al mijn gepreek met al mijn pogingen voor een verantwoorde en natuurlijk immer aansprekende liturgie op zondagmorgen: slecht concept. Eerlijk is eerlijk. En dus: dat kan beter. Ik bedoel: dat mag anders. Meer van anders. Verrukkelijke gedachte. Het staat midden op het A4 dat ik tot praatpapier heb gedoopt met de titel ‘Een zomerse gedachte’. Ik doe tenslotte een voorstel. Laten we de commissie die de gebruikelijke variant op de sanering zal gaan voorstellen nog even niet aan het werk zetten. Laten we – los van alle cijfers en prognoses – de mensen gaan vragen naar hun verlangen. Alle vernieuwing begint immers met verlangen, met dromen, met uitzien. Zo, dat staat geschreven. Analyse, vaststelling, voorstel. Ik zie dat het goed is. Ik stuur het op om op de agenda geplaatst te krijgen van de eerste bespreking na de zomer van ons werkteam. Het moet van ‘ik’ naar ‘wij’. Eerste, maar belangrijkste stap.
Is het de eenvoud van die omkering van sanering naar vernieuwing? Is het ons gezamenlijke, maar vaak onuitgesproken getob met de terugloop? Is het ons onvermogen dat het ons niet lukt om te ‘krimpen zonder kramp’? Is het de sluipende vermoeidheid die we allemaal voelen als we de negatieve prognoses op onszelf laten inwerken, terwijl we belachelijk lange en intensieve werkweken draaien? De analyse die met paar grove penseelstreken staat getekend wordt gedeeld. De conclusie zonder meer onderschreven. Het voorstel omarmd. Binnen de kortste keren vinden we elkaar. We besluiten eenstemmig het aangevulde praatpapier naar de kerkenraden te sturen. Ons voorstel: zullen we de route van het verlangen gaan bewandelen en de gebruikelijke afslag richting vreugdeloze sanering laten voor wat die is?
Creatief nadenken
De kerkenraden voeren hetzelfde gesprek als het werkteam. Met precies dezelfde herkenning. Nee, die conclusie dat het huidige concept kerk geen sterk nummer is wordt niet door iedereen onderschreven. Maar het geboden alternatief voor een volgende saneringsronde doet zijn werk. Ja, waarom niet eerst eens een tijdje creatief nadenken over nieuwe mogelijkheden? Nergens staat geschreven: ‘Gij zult saneren’. Of: ‘Gij zult onder alle omstandigheden de begrotingswaarheid tot het eerste en laatste uitgangspunt nemen van uw handelen’. Er zijn voorzichtige reacties. En waarschuwende reacties. Maar ook enthousiaste reacties. Overal wordt er open en eerlijk over gesproken. Er ontstaat een breed draagvlak voor het voorstel om de weg naar vernieuwing te verkennen. Maar hoe doe je dat? Want het is een onbekende weg. En is hij wel begaanbaar? En wat kunnen we onderweg tegenkomen? En vooral: wil iedereen wel mee?

Werk jullie voorstel zo concreet mogelijk uit, vragen de kerkenraden. We vragen iemand van buiten met ons mee te denken. Want hoe doe je dat eigenlijk, het verlangen aan het woord laten? En denken we daar wel hetzelfde bij? We nemen er de tijd voor. Huiswerk, hartwerk, hoofdwerk. We ontwikkelen een gespreksmodel waarvan de uitkomsten nadien ook goed in kaart te brengen zijn. Met een open, associatieve eerste ronde en een tweede uitwerkende en verdiepende ronde. Prima plan, zeggen de kerkenraden. Aan de slag ermee.
Duifje met een troffel
In het najaar van 2010 is het zover. Honderden mensen in allerlei samenstellingen komen groepsgewijs bij elkaar. We noemen dat Het Gemeentegesprek. Een duifje met een troffel in de snavel is het gelegenheidslogo. De Geest mag aan het werk. Maximaal 14 mensen, hebben we bedacht, want iedereen moet aan het woord kunnen komen. Jouw verlangen, jouw verbeelding, jouw behoefte: welke woorden horen daarbij als je over de kerk van de toekomst nadenkt? We spreken af: we gaan vanavond niet praten over wat ‘haalbaar’ is. Dat is voor later. Er moet immers wel ruimte zijn om te durven dromen. De woorden waar we wel over gaan praten staan op kleurige kaartjes: woorden die te maken hebben met het zoeken naar God, met de persoonlijke spirituele ontwikkeling, met de geloofsgemeenschap en met de samenleving.
Er zijn nog al wat mensen die kiezen voor het kaartje ‘Rust vinden, inspiratie opdoen’. We praten er over door. Wat heb jij daarvoor nodig? Een preek? Een stilteplek? Een groep mensen die mediteren? Hoe zie je het voor je? En zo gaat dat met alle inbreng. Het weldadige bruggetje tussen het verlangen van de deelnemers en de concrete werkelijkheid wordt gebouwd. Er is geen inventarisatie tot achter de komma voor nodig om onmiddellijk te zien: dit is een veelkleurig beeld. Maar dat wisten we al: onze kerk is een pluriforme club mensen.
Ik geniet intens van de gesprekken. Mijn gebruikelijke getob heeft plaatsgemaakt voor een open blik naar wat komen gaat. Laat de Geest maar waaien, denk ik. En soms zeg ik het ook. Want er worden de prachtigste dingen genoemd, zeer verrassende inbreng geleverd, een aanstekelijk enthousiasme gedeeld.
Een collega met verstand van statistiek inventariseert en rapporteert. We hadden het niet kunnen bedenken, maar er zijn precies evenveel kaartjes gekozen die met het zoeken naar God te maken hebben als kaartjes die gaan over de onderlinge verbondenheid. Het ontroert me. God liefhebben en je naaste als jezelf. Twee pijlers van formaat onder een vernieuwd bouwwerk van de kerk. Er volgen rondes van uitwerking, en natuurlijk telkens de terugkoppeling naar de gemeente. Er is immers geen plan dat ‘er door moet’, maar er is een beweging van binnenuit. Een beweging van vernieuwing en creativiteit. Het vertrouwen groeit. Telkens is er de conclusie: we kunnen weer een stap maken. ‘Liever een stap vooruit’, heet een van de rapportages.
Elke dag open
Al die inbreng, al dat verlangen, heel die veelkleurigheid: hoe verwerk je dat? Hoe ziet dat er uit? Begin 2012 is het zo ver. ‘De Ontmoeting Verbeeld’ staat op het titelblad van dat verhaal van de ‘kerk van de toekomst’. De ontmoeting met God, met elkaar, met de stad, met de wereld. Een nieuw te bouwen ‘huis’ in het centrum van de stad wordt dat ‘huis van ontmoeting’. Elke dag open. Met in de beste tradities van de kerk drie maal daags het getijdengebed als kloppend hart. Maar ook met een sfeervolle ontmoetingsruimte, een studiezaal, een 24-uurskamer voor rouwenden, wellicht zelfs met retraitekamers, met de aanwezigheid van een ‘huispastor’, een plek voor de jeugd, met een keuken om al die gezamenlijke maaltijden mogelijk te maken, met uitstekende mogelijkheden voor muziekuitvoeringen en stadsdebatten. Nee, normaal gesproken is dit niet ‘haalbaar’. Maar intussen is de commissie die de voorstellen doet een eind op dreef. Meer van nieuw. Ik weet niet wat gaat komen. Ik weet wel dat ik deze beweging van het verlangen voor geen goud had willen missen.
Opgedragen aan de Protestantse Gemeente van Hengelo.
Meer info?
VolZin website