Dit uur kijk je niet op een beeldscherm. Je laat je niet informeren over de laatste stand van zaken. Je bent onbereikbaar voor de mensen van jouw familie- en vriendennetwerk. Er is geen manager of baas die je gaat vertellen wat je doen moet. Er is geen schema waar je je aan moet te houden. Er is geen muziek via oortjes of ergens als geluidsbehang op de achtergrond. Geen enkele reclame eist jouw aandacht op. Geen product doet er nu toe. Alles wat in het alledaagse leven gewoon is, heb je nu voor even losgelaten. Bewust of onbewust.
Je bent in de kerk gekomen om je te laten ontregelen uit het dagelijkse bestaan. Samen met mensen die jij niet hebt uitgekozen – dit keer ook nog eens uit verschillende tradities – maar met wie je nu – al is het voor even – een groep, een gemeenschap, een gemeente vormt. Anders. Apart. Heilig. Een paar kaarsen, een stilte, wat liederen die je nergens anders hoort, oeroude teksten, een toelichting, een paar gebeden, een zegenwoord. Alles anders dan normaal.
Terwijl je nog vol bent van de beelden die je op het journaal of via de nieuwsapp hebt gezien, beelden van geweld, beelden met tienduizenden wanhopige, maar ook vastberaden mensen die Europa binnentrekken, beelden van politici die niet weten hoe er op te reageren en het grondig met elkaar oneens zijn, beelden van mensen die zeggen zich met hand en tand te zullen verzetten tegen de komst van die vluchtelingen in onze steden en dorpen naast al die hulpbiedende initiatieven – terwijl dat allemaal op je afkomt en je in jezelf de onzekerheid en misschien ook wel angst voelt groeien, krijg je hier een blaadje in je hand gedrukt met een cartoon voorop van twee figuren die een brug repareren en een slogan daar onder: vrede verbindt.
Een slogan die bedacht is door de landelijke vredesorganisaties ergens vorig jaar toen niemand voorzag wat we nu weten: de oorlogen in het Midden-Oosten en in Afrika met al die bijkomende ellende van honger en uitzichtloosheid heeft tallozen in beweging gebracht. Naar het noorden. Naar die landen waar vrede en welvaart door hun inwoners als de normaalste zaak van de wereld worden ervaren.
Zoals onze alledaagsheid door de zondagse liturgie wordt ontregeld, zo wordt het gewone bestaan in Europa door het verlangen van honderdduizenden naar vrede ontregeld. Zoals het woord van het komende Koninkrijk van God dat hier zondag op zondag tot klinken komt het bestaan van alledag in een ander licht zet, zo zet de roep van de vluchtelingen om een nieuwe toekomst onze vanzelfsprekende welvaart in een ander licht.
Zoals het beeld van de mens die enkel leeft van de genade Gods dat hier week in week uit gevierd wordt een buitengewoon kritische spiegel is tegenover het huidige mensbeeld van ‘ik bepaal zelf wel wat ik doe en laat’ en de populaire indeling van succesvollen en achterblijvers, zo vormen de beelden van die tienduizenden door de velden van de Balkanlanden en de bomvolle treinen door Europa een buitengewoon kritische spiegel tegenover de als normaal gevonden indeling van de rijke noordelijke landen en die van de armoede van de ‘derde wereld’.
Vrede verbindt. Twee woordjes en een cartoon. Wat lijkt dit een ongelooflijk naïeve en simpele boodschap als je het legt naast alles wat er op dit moment rondspookt in verhitte vergaderzaaltjes op stadhuizen, ministeries, Europese instellingen, maar niet minder rondspookt in ons eigen hart en die van onze medeburgers.
Hier in dit huis dat gebouwd is voor de ontmoeting met God worden die twee rechtstreeks met elkaar verbonden: beiden als spiegelbeelden voor wat we gewoon vinden: die van liturgie en van de onthutsende realiteit. Als door elkaar rammelende tegenovers van wat wij dachten zo rustgevend normaal te kunnen vinden. Liturgie en het nieuws die beiden al onze ‘gewone’ indelingen, ideeën, patronen, zekerheden minstens ter discussie stellen, zo niet onderuit halen. En die worden hier bij elkaar gebracht: woorden en gebruiken van de liturgie en dat wat nu op ons afkomt in wat de vluchtelingencrisis is gaan heten. Die twee komen bijeen. Als over een bruggetje de verbinding gezocht.
Want wat hoor jij in jezelf, wat gebeurt er in jezelf als uitgerekend op dit moment dit woord van Jezus van Nazareth wordt voorgelezen:
‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.’
Andere tijden. Andere context, natuurlijk. Maar nu – klinkend op deze dag – is het de ontregeling ten top zo’n woord. In het gelaat van de ander toont zich de Eeuwige, zei de joodse theoloog en filosoof Martin Buber en de Frans-joodse filosoof Emanuel Levinas zei het hem na en werkte het wat later uit met de verschrikkingen van de Holocaust op het netvlies. De Ander met een hoofdletter. Die je ontmoet in het gelaat van degene die jou om hulp vraagt: het slachtoffer van racisme en terreur, de wanhopige, de kleine, de alleen-gelatene, de mens op drift, hij of zij die alles verloren heeft, alles achter heeft moeten laten.
Jezus’ woord en die van de deze filosofen uit de moderne tijd die de diepte van het menselijk lijden gepeild en doordacht hebben – zij zeggen: in het gelaat van de vluchteling toont zich de Eeuwige aan ons. Zij zeggen dat niet ter geruststelling, zij zeggen dat als ontregeling. Als woord dat ons bevrijden kan van onze zelfgecreëerde en zelfgezochte genoegzame bestaan.
Dat is in de verste verte natuurlijk nog geen begin van een oplossing voor al die giga-problemen waarmee Europa en ook ons land mee geconfronteerd wordt. Maar toen onlangs de Duitse bondskanselier Angela Merkel zei dat je maar weer eens een kerk moest binnengaan om te weten vanuit welke waarden de problemen het hoofd moeten worden geboden, toen doelde ze op deze gedachte die je nergens anders zult horen: in de vluchteling klopt Christus zelf bij ons aan – door de ogen van de wanhopige kijkt de Eeuwige ons aan.
Maar jij dan? Waar blijf jij met al je gevoelens van onzekerheid, van niet-weten, van afkeer misschien wel? Misschien betrapte je jezelf erop dat je het eigenlijk met Geert Wilders eens bent toen hij deze week bij de algemene beschouwingen riep dat een tsunami van moslims ons land zal overspoelen en dat daarom onze landsgrenzen onmiddellijk moeten worden gesloten. Misschien schrik je van je eigen innerlijke chaos en angst en durf je daar eigenlijk met niemand over te praten.
We lazen ook Psalm 139 over een God die ons tot op ons hart kent. Je kunt geen plek in het leven verzinnen, of ook daar is de Ene, tot in de donkerste hoeken van je bestaan aan toe. Een psalm met dat bizarre slot dat altijd wordt overgeslagen over de haat. ‘Zal ik Ene, uw haters niet haten en walgen van wie tegen U opstaan? Ik ben hen gaan haten, mijn haat is volstrekt, zij zijn mij tot vijanden geworden’. En ook dan dat gebed: ‘doorgrond mij God’, tot op je liefde, je verlangen, je hoop en je wanhoop, en dus ook tot op je weerstanden tot aan je haat aan toe. Doorgrond mij.
Zo zijn wij. Zo ben ik. Mensen die elkaar naar het leven kunnen komen te staan. Die bruggen afsluiten in plaats van te bouwen. Mensen die elkaar alle bestaanszekerheid ontnemen. Mensen die tot onmensen blijken kunnen te worden. Waarom zou ik hen niet haten? Waarom hen niet met precisiebombardementen uitschakelen?
Mijn goede vriend Enis Odaci werd door de vredesorganisaties PAX en IKV gevraagd om voor de vredeskrant van deze week deze Psalm 139 te herschrijven, te interpreteren, opnieuw te laten klinken. En hij koos voor ervoor om die ‘tegenstanders van God’ die onze haat normaal gesproken meer dan waard zijn, om hen onder Gods alles doorgrondende aandacht te brengen. Ziet Gij God die menselijke gruwelijkheid eigenlijk wel? En waarom lijkt U niets daartegen te ondernemen?
‘Heer, ik ben angstig en wens te vliegen, om te wonen voorbij de verste zee, om me te verschuilen achter de hoogste berg, om uw rechterhand ben ik verlegen’.
En dan komt opnieuw die eigen vaak zo donkere emotie van de haat naar voren. Het is er. Het wordt niet ontkend. Er wordt niet aan voorbijgegaan of over geslagen. Maar in dit gebed getransformeerd. Naar een hoger, dieper niveau gebracht. ‘Zou ik niet door uw ogen zien, niet uw woorden spreken?’ Waarom? Omdat de Eeuwige net als die ander, ook mij gemaakt heeft. Een nieuwe schepping. Eigenlijk vanuit het niets. Ik ben er, jij bent er, die ander is er. Maar de Ene is schepper van iedereen. En daarom, in heel deze bijzondere omkering en interpretatie van de psalm loopt dit gebed uit op het verlangen om juist niet te haten. Met als argument: ik wil zelf niet tot vijand gemaakt worden. Het evangelie klinkt er in door: hebt uw vijanden lief.
Maar ook: ‘God, ik ken mijn hart, ik weet wat mij kwelt, ik aanvaard mijn twijfel, leidt U mijn dan over de weg die eeuwig is.’
Vrede verbindt. Of misschien is beter om te zeggen: verbinding geeft vrede? De verbinding tussen de Ene en al mijn gedachten, waardoor heel mijn leven tot op mijn haat aan toe getransformeerd wordt in de liefde die alles overwint. De verbinding tussen mensen die weigeren in de ander enkel een bedreiging te zien vanuit het besef, het vertrouwen ook dat uitgerekend in die ander de Aanwezige zich aan hen toont?
De verbinding, de brug tussen de woorden die mij volkomen ontregelen en de werkelijkheid die zich telkens zo dubbelzinnig aan mij voordoet. En dat alles onder en door het meest verbindende woord dat hemel en aarde verbindt: Gij doorgrondt mij en kent mij. Dit uur, straks in je gewone leven dat maar niet gewoon wil worden, en alle dagen van je leven.