Beste Herman,
wat vond je van de troonrede?
Viel het je niet op? Koning Willem ging er een beetje van stotteren, alsof hij net als ik een tikje verbaasd was over wat hij moest voorlezen. Het gaat kei-goed met ons land. Beter kan het eigenlijk niet. En tegelijkertijd hebben we de bibbers. In de taal van onze vorst – en ik citeer: ‘We hebben heel veel om trots op te zijn en op verder te bouwen (kei-goed dus). Tegelijkertijd zijn in de maalstroom van alledag onrust en onbehagen kenmerken van deze tijd (juist, die bibbers).’
Da’s raar, als je daarover nadenkt. Ik: Ha Enis, hoe gaat het jongen? Jij: kannie beter.
Dan denk ik dus: het gaat fantastisch met Enis. Maar als ik even later zou horen dat je niet kan slapen van de zorgen, dan klopt er toch ergens iets niet. Toch?
Maar wacht even, de koning bedoelt misschien dat het ‘van buiten’ goed met ons gaat, groeicijfers en zo, maar ‘van binnen’ leven we met bibbers. Zoiets moet het zijn. Dan zou ik dus ook de boel even kunnen omdraaien en wat aanscherpen: we zijn landsbreed angstige, bozige, zorgelijke types geworden en heel veel van de rest is schone schijn. Nu de economische crisis voorbij is blijkt dat de blijvende crisis die van ons hart is. In dit kader vind ik de laatste zin van de koning het sterkst: ‘U mag zich gesteund weten door het besef dat velen u wijsheid toewensen en met mij om kracht en Gods zegen voor u bidden.’
Meer info?
Deze column is gepubliceerd in het Hengelo’s Weekblad.