Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on email

Eerlijk gezegd vind ik het nogal lastig over Kerst te schrijven. Ik heb namelijk een beetje last van een Advent-en Kerstdip. Al heel lang trouwens. En dat schrijft niet zo lekker. Elk jaar weer die onhandige mix van schuldgevoel (‘ja, wij hebben het wel goed, maar…’), boosheid (‘die commercie wordt elk jaar gekker’) en relativering (‘ach het is toch ook gezellig enz’) en dat gecombineerd met mijn goede wil om mijn omgeving niet te zeer voor de voeten te lopen. Maar zet mij in een winkelstraat met het niet te ontlopen gezang van vrolijk bedoelde kinderkoortjes en ik verdwaal ogenblikkelijk in somberheid. 

Komt dan ook het nog vrolijker bedoelde ‘jingle-bells’ uit de luidsprekers: ik voel me terstond geestelijk door het ijs zakken. (Er schiet me nu plotsklaps een passende kerstboodschap voor de PVV te binnen: er is in ons land maar één ongewenste vreemdeling: die in het rood gestoken zich kerstman noemende engerd – maar dit terzijde).

In verzet…

Nu heb ik gaandeweg geleerd dat het leven zich afspeelt in het spanningsveld van verzet en overgave. Wat mijn ‘kerstgevoel’ betreft klopt dat helemaal. Want zodra ik mijn kans schoon zag, ben ik met verve in het verzet gegaan. Geen kerstbal kwam erin. Op mijn bord een dampende berg boerenkool (vegetarisch natuurlijk) en in plaats van o-zo-sfeervol familiebezoek ging ik – zoals een beetje verzetsheld betaamt – demonstratief tentamens zitten leren onder het motto: verander de wereld (lees: het kerstfeest) en begin bij jezelf. Ik geloof niet dat mijn wijze van actievoeren erg productief is geweest. Het serieuze verzet heeft dan ook niet zo lang geduurd. Het ‘voelde’ toch niet zo goed. Een nieuwe weg werd ingeslagen: die van de kritische soberheid. Wel een kerstboom, maar het eten eenvoudig. Zoiets. Deed ik het toch ‘anders’ dan al die anderen. Een schoolvoorbeeld van ordinaire zelfrechtvaardiging natuurlijk. En ook dat kreeg ik in de gaten.

Verbeelding…

Het keerpunt bleek het vaderschap. Ik ondernam een ultieme poging om al mijn weerstanden (wat moeten de kinderen daarmee?) te overwinnen. Ik besloot –  de oecumene indachtig – een kerststal te bouwen. Stijl bouwval (in mijn geval een voor de hand liggende keuze), opgetrokken met materiaal uit de eigen – toen nog Zeeuwse – tuin. Een buitengewoon geslaagd project, al zeg ik het zelf. Ziet er uit dat het elk moment uit elkaar kan vallen – en dat is ook zo. En ik moet zeggen: het helpt.

Na al het bar weinig opleverende verzet is het toch een vorm van overgave het geval elk jaar met de grootst mogelijke omzichtigheid van zolder te halen. Dit jaar een nog ingewikkelder operatie vanwege de optater die een waarschijnlijk achteloos weggegooide weekendtas aan deze geloofsverbeelding heeft toegebracht. Voel ik bij het optuigen van de kerstboom steevast de resonanties van het ‘heidense’ lichtritueel in mijn ziel, bij het inrichten van de kerststal komt het verhaal van het evangelie als vanzelf voor mij, nee, in mij tot leven. Een beetje verhaspeld natuurlijk, maar een kniesoor die daar op let. Zo drommen de in de Filippijnen gesneden houten herders van Lucas met hun schapen tegelijk met de wijzen van Matteüs en hun kameel om de kribbe. Dat beest heeft overigens tamelijk dramatisch zijn achterste zwart verbrand aan het waxinelichtje dat ik altijd bij wijze van vuurplaats ergens voorin de stal plaats.

De kribbe blijft tot aan de kerstnacht leeg. Je moet nooit te veel op de zaken vooruit willen lopen vind ik. Het kindje Jezus ligt tot die tijd in de keukenla (zijn vaste wachtruimte – hij is een keer zoek geweest en dat kun je niet hebben met Kerst).

Leegte en verwondering…

Misschien vind ik dat wel het mooiste, dat moment als het zo’n beetje ingericht is. Maar dan wel met dat lege voerbakje in het midden waar de hele club, inclusief een geknielde Maria en een al even devote achter haar staande Jozef naar staart. Ik staar met ze mee. Ik ervaar ook die leegte. Wie niet trouwens? Misschien is dat precies de reden van al die opgetuigde en opgeschroefde verwachtingen. Hoe leger, hoe meer het gevoel dat er ‘gevuld’ moet worden. En dat mag dan wat kosten. Nergens is dan ook meer de ‘leegte’ van de stilte te horen.

Op Kerstavond is het zover. Dan vis ik de kleine houten Jezus uit het keukengerei. Hij is in een reepje katoen gewikkeld. Ik leg hem voorzichtig in de kribbe. Elke keer weer ontroert me dat, tot mijn eigen verbazing.

Het staren wordt zien. Het verlangen krijgt een vervulling. De leegte wordt opgevuld. Het verhaal gaat weer doorverteld worden. Dat staat vast. Straks, in die stille nacht, of morgenochtend komen ze weer tezamen, al die mensen die daar van willen horen. Die met al hun verwarde en dubbele verlangens en verwachtingen hiervan willen ‘zien’. Dat God in dit kind ons tegemoet komt, gekend wordt, aan het licht komt.

Het werd ooit hele discussie: over de vraag of God ‘bestaat’. Maar het verhaal gaat dat God ‘gebeurt’, hier in dit kind: ‘en het geschiedde….’. En dat in de bouwvalligheid, in de sterfelijkheid van ons bestaan. Het is waar, het kan elk moment zo uit elkaar vallen. Zo kwetsbaar. Wat een verhaal. ‘In excelsis Deo’. Ik denk aan de weg die dit kind gaan zal: dat zal er werkelijk een zijn van verzet en overgave en dan ook: daarin het geheim van de Aanwezige.

Het tafereeltje is compleet zo. Iedereen heeft een plekje onder ‘t schamel dak’. De kameel wel een stukje naar achteren. Iedereen kijkt, ziet. In verwondering nu, dat kan niet anders. Ik steek een nieuw lichtje aan. En verwonder me eveneens.

Een gezegend en vreugdevol kerstfeest gewenst!

Share on facebook
Share on google
Share on twitter
Share on linkedin