De wekker heb ik op zondagmorgen meestal niet nodig. Een licht ontbijtje. Nog even de tekst van de preek nalezen. Opletten of alle A4tjes in m’n tas zitten. ‘Doeg, tot straks’. Op een enkele hondenuitlater na is het stil op straat. Ik hou van die stilte. Ik ben veel te vroeg in de kerk. Het is nergens goed voor. Ik heb voorlopig niks te doen. Maar die rust. Verrukkelijk. Een lege tijd die gevuld wordt met dat wat nog komen moet.
Een paar mensen zijn er. Die van de koffiedienst zetten de kopjes klaar. De kosters werken een voor een hun aandachtspunten af: lampen, geluid, glaasjes water, Bijbel en liedboek. Die aandacht: alles klaar voor als straks de mensen komen. Het licht valt door het fel gekleurde raam. Een kunstzinnige verbeelding van Jezus’ ontmoeting met Mozes en Elia op de Thabor. Het is elke zondag anders. Zonnestand en zo. De lege stoelen baden in oranje, geel, rood, blauw en wachten op hun beurt op een ontmoeting.
Vrijwel overal neemt het kerkbezoek af. Dat zal zijn. Maar kijk. Daar komen de eerste mensen. Niemand die meer moet. Zaterdagavond is bewust de wekker gezet: ik wil morgen naar de kerk. Waarom eigenlijk? Voor ‘een goed verhaal’ kun je overal terecht. Youtube levert wat je maar horen en zien wilt. Nee, zij die komen komen vanwege een ‘weten’ van wat liturgie is: samenkomen in Godsnaam. Hopen dat er iets van dat licht niet enkel op een lege stoel, maar ook in een open hart valt. Zoiets.
De ambtsdragers zijn aanwezig. De kinderen van de zondag delen de zondagsbrief uit. Het is tijd. Wie wilde is binnen. Ik doe m’n albe aan. Het ambt draagt. Terwijl het in de kerk nog roezemoest, spreekt de ouderling van dienst een gebed uit ‘wees aanwezig’. Ook dat draagt. Voorbereiden, zo heet dat eerste deel van de dienst. De eerste stilte roept dat op, een innerlijke voorbereiding. En dan klinkt het orgel of de piano. We zingen de dienst open. Met als gevolg: ‘ik’ wordt ‘wij’. Alleen wordt samen.
Maar hoe nu verder? Je kunt onmogelijk doen alsof er niets aan de hand is. ‘Zonde’, dat woord viel dan altijd in de kerk. Een lastig, want te beladen woord. Pas las ik in dit verband over ‘de Menselijke Neiging om de Dingen te Verkloten’ (MNodDtV). Juist ja. Klopt. Want de afgelopen week was het weer flink mis. In het groot en ja, ook in het persoonlijke klein. En daarom klinkt het ‘Kyrië eleison’, Heer, ontferm U. In twee oeroude woordjes verbeelden we zondag op zondag dat het ook ons flink dwars zit: die MNodDtV. Dat is dus kennelijk liturgie. Niks wegkijken. Niks ontkenning. Nu kunnen we verder.
Een loflied voor de Ene wordt ingezet. Als contrapunt. Als bevrijdend vertrouwen dat niet onze MNodDtV het laatste woord zal krijgen. En zo gaat het door. Elk woord, elk onderdeel heeft een betekenis, een richting, een eigen verbeeldende bedoeling. Van preek tot collecte. Van het moment met de kinderen tot en met het breken van het brood. Het duurt om en nabij een uur. Ja, soms wat langer. Onder, in, door alles is er het geheim van de Aanwezige, de Levende, de Geest. Zonder dat vertrouwen blijft er een merkwaardig optreden van een gemankeerde praatjesmaker over. Met een stel toeschouwers die er kennelijk nog aardigheid aan beleven hun bed voor uit te komen. Voor zo lang het duurt.
Men zegt, schrijft, constateert dat onze samenleving snakt naar nieuwe vormen van verbondenheid. Ik denk dat dat klopt. En tegelijkertijd denk ik dan ook: wat is het een voorrecht om zondag op zondag die verbondenheid in de liturgie te vieren en dus het leven in al zijn facetten van diepte en hoogte te verbeelden. Ook in de komende zomertijd hier in onze stad en overal onderweg blijven mensen bijeen komen. Vanwege dat ‘licht dat ons aanstoot in de morgen’. Welkom in Godsnaam!